Hoezo onderwijs weer op de schop?

Door: Ilona Lagas

Als je vader bakker was, werd je bakker.

Generaties lang was het als jongen heel gebruikelijk om in de voetsporen van je vader te treden en meisjes kwamen in de huishouding. Langzamerhand is dat, mede door de leerplicht, veranderd. In 1900 werd die ingevoerd voor kinderen van 5 tot 12 jaar.
De leerplichtwet dateert uit 1969. Hierbij werd de leerplichtperiode verlengd naar 9 jaar. In 1975 werd dat 10 jaar met een aanvulling van een partiële leerplicht tot het kind 17 was geworden.

Het is dus nog maar 40 jaar geleden dat kinderen op grond van de wet in ieder geval de kans kregen om hun talent te ontdekken. Of sloop toen al de geur van zo “hoog mogelijk” de huiskamers binnen?

Sinds 1970 hebben we de citotoets, maar ik herinner mij nog goed dat ik op de basisschool getest werd door de schoolpsycholoog. Het moet 1968 zijn geweest. Hoewel het strikt verboden was liet mijn moeder mij toch de resultaten van dat onderzoek lezen.
Niets over mijn rekenvaardigheden, mijn taalgevoel of mijn belangstelling voor de andere gangbare vakken uit die tijd. Wel over mij als mens, mijn karakter, mijn interesses, mijn analytisch vermogen, mijn emotionele veerkracht en mijn sociale vaardigheden.
Het resultaat bevestigde de zoektocht naar mijzelf. Toch handig als onzekere puber. Ik wist waar mijn sterke kanten zaten, maar werd mij ook bewust van mijn valkuilen. Dat gaf rust in mijn puberbrein.

Om op de door mij gewenste opleiding te komen moest ik gewoon toelatingsexamen doen.
Dit examen had ik niet echt goed gemaakt, maar de uitslag van de test gaf mij het stukje zelfvertrouwen, dat ik meteen inzette om voor mijzelf op te komen. Het werkte ik kon beginnen.

Waarom is men eigenlijk van deze test afgestapt en telden alleen nog maar de cito toetsen?
Wanneer en waarom zijn “het hart en het talent” ingewisseld voor “zo hoog mogelijk”? Allemaal onder het motto “gelijke kansen”. Op wat eigenlijk? Op welke kansen zit het kind te wachten? Op naar HBO of WO? Op naar de door sociale druk gewenste topbaan? Op naar aanzien? Of is het kind op zoek naar het eigen talent?

Vreemd dat het wel zo in de sport werkt. Kinderen die goed zijn in een bepaalde sport worden opgepikt en begeleid naar het niveau topsport. Af en toe hoor je dat zo’n topsporter ook nog een opleiding heeft afgerond, zoals dokter Epke Zonderland, maar dat speelt maatschappelijk een bijrol. Nooit hoor je een discussie over de ongelijke kans die een topsporter heeft op de opleidingsmarkt. Blijkbaar is het sturen op talent wel algemeen geaccepteerd binnen de sport. Waarom dan niet bij veel praktische beroepen?
Waarom vinden wij het heel gewoon om extra mensen en middelen in te zetten op sporttalent, maar mondjesmaat op beroepstalent? Topsport heeft blijkbaar al een status bereikt in ons hoofd.

Onlangs verraste een WO opgeleide mij. Hij had vakmensen in huis aan het werk gehad. Diep onder de indruk van hun vaardigheden riep hij; “wat hebben zij een mooi beroep, wat kunnen zij veel en wat kan ik eigenlijk?”
Ergens voelde ik de pijn van het gebrek aan onderzoek naar eigen talent.
Zit daar nu niet het punt van gelijke kansen?
Moeten wij niet meer de talenten van kinderen opzoeken in plaats van bijlessen organiseren om voor rekenen een 6 te krijgen in plaats van een 5. Ook hier is sport een mooie spiegel. Daar is het namelijk heel gebruikelijk om te trainen op het talent. Ooit een toptennisser een hoogspring-training zien doen?
Als je toch in het onderwijs iets wil doen geef kinderen dan extra les in de vakken waar ze goed in zijn. Ergens goed in zijn is een talentsignaal.

Voor onze dyslectische zoon was extra leesles een groot verdriet. Hierdoor kreeg hij minder tijd voor rekenen waar hij juist goed in was. Wat hij leuk vond werd ingewisseld voor wat hij haatte. Per saldo twee keer een 6 in plaats van een 5 en een 8. School is dan niet meer leuk. Net als bij sport zal het kind afhaken als het niet meer leuk is. Bij sport vinden wij dat prima, maar voor school geeft het een afgebroken toekomstperspectief.

Om meer talent gestuurd te werken hoef je het systeem niet helemaal op de kop te gooien. Dat vraagt namelijk heel veel van het onderwijzend personeel. Door zo’n systeemwijziging hebben zij juist minder tijd voor die extra aandacht voor talent.

Het duurt een hele lichting voordat scholen het nieuwe ritme te pakken hebben en geeft door de onvrede hierover een negatief beroepsbeeld. Juist door het bestaande systeem te ontlasten kom je tot innovatie. Er zijn door de jaren heen al de nodige verschillen ontstaan binnen de scholen. Systemen die vanuit de werkvloer ontstaan en daarmee draagvlak hebben bij ouders en leerkrachten.

Mooie voorbeelden; “Onderwijsroute 10-14”[1] en “de Kunskapsskolan Nederland.”[2] Als voorzitter van de RvT van Stichting Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio[3], een grote onderwijsorganisatie met 37 scholen van speciaal onderwijs tot en met gymnasium, word ik regelmatig verrast door de innovatiekracht van docenten.
Wat wel hoognodig moet worden aangepast is het gelijktrekken van salarissen van leerkrachten. Het verschil tussen basisonderwijs (PO) en voortgezet onderwijs (VO) moet qua salariëring opgeheven worden.
Daarmee voorkom je een deel van de doorstroom van PO naar VO door een financiële prikkel.
Dit nog los van het bijkomend voordeel van de werkdruk. Als voormalig docent op het MBO had ik maximaal 5-6 klassen op een dag. Lesuren van 50 minuten. Vaak waren het klassen van dezelfde opleiding. Dus de voorbereiding voor die lessen waren minder. Bovendien was het heerlijk om een wat minder draaiende klas, maar 3x 50 minuten per week te zien. Een leerkracht op de basisschool moet in verhouding meer voorbereiden en heeft niet de luxe van de klassen wisseling.
Kinderen van alle verschillende niveaus zitten ook nog eens in één klas. De aandacht moet verdeeld worden per kind. Het is gewoon zwaarder.
Daarbij zijn zij juist verantwoordelijk om de juiste talenten bij de kinderen te ontdekken en ze daarmee te helpen naar de passende vervolgopleiding.

Hoe dan? Dat moeten we de leerkrachten vragen, maar ik weet zeker dat zij prima in staat zijn om binnen de huidige structuur, beter inzicht te krijgen in de talenten van hun kinderen. Zij kunnen aangeven wat daarvoor nodig is en moeten daarvoor passend gefaciliteerd worden.
Praat dus met het onderwijs, niet over en test kinderen op andere zaken dan cijfers. De docenten weten prima wat hun kinderen aankunnen.

Ouders stimuleer jullie kinderen om hun talenten te mogen ontwikkelen en
maatschappij wees trots op beroepstalenten, zoals wij ook trots zijn op onze topsporters.

Net zoals veel sporttalenten later trainer willen worden, zullen meer kinderen weer “juf of meester” willen worden. Ook beroepstalenten.

[1] https://10-14.nl/

[2] https://kunskapsskolan.nl/

[3] https://ooz.nl/

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *