Door: Reinier Geerligs en Jan Veerenhuis
Het formeren van een kabinet is het logische vervolg van verkiezingen. Welke partijen zijn in de race, welke partij weet zijn verkiezingswinst het best te verzilveren? Hetzij in de verdeling van de ministersposten, hetzij doordat standpunten vanuit het verkiezingsprogramma prominent in het regeerakkoord komen. Het gewenste resultaat? Een parlementair meerderheidskabinet. Immers, zo’n kabinet kan daadkrachtig regeren. Zo zijn we dat gewend. Of niet?
Tot nu toe is het formeren van kabinet Rutte IV is er één om snel te vergeten. Het is een mix van communicatieve blunders, geen actieve herinneringen, ongezonde haast en veel strategisch lekken. Leuk voor de serie ‘House of Cards’, maar in werkelijkheid een betreurenswaardig schouwspel. Nu wordt alles op alles gezet om snel tot een kabinet te komen, met een comfortabele meerderheid in beide Kamers. Dat maakt besluitvorming makkelijker. Zeker als de leden van de coalitiefracties niet te kritisch zijn; of, op zijn minst voldoende gesensibiliseerd zijn.
Toch is die gewenste meerderheid knap lastig aan één te smeden, gelet op het versplinterende politieke landschap en de bijzondere tijden waar wij nu in leven. De huidige formatie is een puzzel die zijn weerga niet kent. Een uitkomst zou kunnen zijn: Rutte IV met voornamelijk linkse partijen, terwijl de rechtse partijen een meerderheid in de Tweede Kamer hebben. Doet dat recht aan de verkiezingsuitslag? Wordt dat een kabinet met draagvlak in de samenleving?
De vraag die gesteld moet worden: welk kabinet past bij deze tijd? Een gewoon parlementair meerderheidskabinet of is de tijd rijp voor echte onconventionele politiek, voor echt nieuw leiderschap? En, vooral, welk type kabinet pakt het beste uit voor de VVD? Voordat deze vragen beantwoord kunnen worden, moeten wij eerst een blik werpen naar het verleden.
Een parlementair meerderheidskabinet; een vloek of een zegen?
Er zijn in de recente geschiedenis parlementaire meerderheidskabinetten geweest, die als stabiel en daadkrachtig herinnerd worden. Niet toevallig ook kabinetten met voldoende draagvlak in de samenleving: Lubbers I en Paars I. Dat draagvlak ontstond vooral door dat beide kabinetten aansprekende politici kenden, ook in de Tweede Kamer. Het meest bekende voorbeeld daarvan is natuurlijk Frits Bolkestein, die zoals het hoort, als politiek leider in de Tweede Kamer zat. En zijn eigen kabinet kritisch volgde: zo de gewenste tegenmacht vormde en de VVD profiel gaf.
Een kabinet, zodra het een ruime meerderheid heeft in beide Kamers, zit als het ware in een comfortabele zetel. Dat gevoel van comfort wordt versterkt, zodra de oppositie vanuit de coalitie in de Tweede Kamer uitblijft, zoals het geval was bij het 2e Paarse kabinet. Er gebeurde genoeg deze periode, zoals het rapport parlementaire enquete Bijlmerramp, de Nacht van Wiegel, de MKZ-crisis en de kwestie Zorreguieta. Toch was een rustige periode zonder opzienbarende debatten. Hoe kwam dat? Deels door de politici zelf: fractievoorzitters als Dijkstal en Melkert deden alles om het debat te dempen. Deels door de overbodigheid van d66 in de coalitie: zonder d66 was er ook wel een meerderheid en zou je de oppositie wat beter kunnen horen. Dit totaal van de dempende werking had grote gevolgen.
Het kabinet had weliswaar de hele periode een riante meerderheid, maar de tegenmacht en het debat bleven uit. Deze zelfgenoegzaamheid resulteerde in onrust onder de burgers. Deze onrust leidde tot een onderschatte veenbrand en maakte vervolgens de weg vrij voor het Fortuynisme. De rest is geschiedenis, maar het was wel een keerpunt van onze parlementaire geschiedenis.
Is het dus zaligmakend als een kabinet een werkbare meerderheid heeft? Nee, het is gemakkelijk. Maar het kan, bij gebrek aan tegenmacht en bij gebrek aan politici met lef, vrij snel leiden tot het einde van het politieke debat en daarmee tot minder draagvlak.
Tijdperk Rutte
Sindsdien is het politieke landschap flink gepolariseerd met versplintering tot gevolg. Oud-premier Balkenende kon met geen enkele parlementaire meerderheidskabinet de rit uitzitten. Kenmerk van deze versplintering was dat er geen sprake meer was van de ‘grote klassieke drie’ (VVD/CDA/PvdA), waardoor het formeren van een parlementair meerderheidskabinet een hels karwei werd. Sterker nog, dat type kabinet is eerder een uitzondering geworden. Even een paar feiten op een rij.
Het eerste kabinet Rutte in 2010 was al een minderheidskabinet met de VVD (31 zetels) en het CDA (21 zetels), in totaal 52 zetels. Dit ‘Deense model’ kon rekenen op gedoogsteun van de PVV onder leiding van Geert Wilders met 23 zetels. Er moest voortdurend gezocht worden naar meerderheden. Het Kunduz akkoord kon bijvoorbeeld niet rekenen op steun van de PVV, maar wel van GroenLinks. Kenmerk van deze formatie was dat het lang duurde en het CDA had er nog een extra congres voor nodig om uiteindelijk het groene licht te kunnen krijgen voor regeringsdeelname. Een ander aspect wat dit type kabinet bijzonder maakte, was dat Nederland in zwaar economisch weer zat. Dat ging uiteindelijk goed totdat de PVV ervoor koos om de handdoek in de ring te gooien. Nederland kon zich weer opmaken voor nieuwe verkiezingen.
Het volgende kabinet Rutte II (VVD/PvdA) begon met een krappe meerderheid in de Tweede Kamer met 79 zetels, maar in 2017 waren er nog maar 75 zetels over. Deze neergang zag je ook terug in de Eerste Kamer, men begon in 2012 met 38 zetels, maar vijf jaar later waren het nog maar 36 zetels. Over de gehele linie bekeken was er geen stabiele meerderheid in zowel de Tweede als de Eerste Kamer. Desondanks zat dit kabinet, dus zonder stabiele meerderheid, de hele rit uit. Wat op zich een prestatie genoemd mag worden, want deze ideologische politieke tegenpolen van weleer hebben eensgezind bergen werk verzet om Nederland uit het economische moeras te trekken.
Deze instabiele meerderheid was ook het kenmerk in het derde kabinet Rutte van (VVD/CDA/D66/CU). Dit kabinet startte in de Tweede Kamer met 76 zetels, maar aan het einde van de rit waren het er 75 zetels. In de Eerste Kamer wederom een vergelijkbare trend, van de 38 zetels hield men in 2021 nog maar 32 over.
Zoals gezegd is sinds het Fortuynisme veel veranderd. Geen stabiele meerderheid kabinetten meer met louter de grote klassieke drie, maar vaak één van de drie afgewisseld met onbekende freeriders zoals de LPF of de PVV. We zijn er dus aan gewend dat het kabinet steeds vaker een kaartje moet leggen met diverse oppositiepartijen om steun te krijgen, uiteraard in ruil voor een tegenprestatie om bepaalde punten vanuit hun eigen partijprogramma verzilverd te zien. Bijvoorbeeld meer geld naar de zorg of meer agenten op straat.
Deze dynamische wisselwerking met veel wheelen en dealen tussen het kabinet en de coalitie of oppositiepartijen hebben de klassieke patronen doorbroken zoals wij die ooit gewend waren. In feite was de afgelopen jaren de grens tussen coalitiepartij of oppositiepartij niet zo scherp meer. Die verandering was er al. Zoals ook de samenleving is veranderd, de rol van online profileren is gegroeid (het Twitter-debat). Zo kan iedere politieke partij kan zich profileren, wat weer zorgt voor extra herkenbaarheid in de samenleving. Nu nog voldoende profiel voor de partijen in de Tweede Kamer.
Terug naar nu & de toekomst
Zoals gezegd, is er van alles misgegaan met de huidige formatie van kabinet Rutte IV. In combinatie met het diepgewortelde wantrouwen tussen partijen onderling, de overspannen polarisatie en de teruggang van partijtrouw van de kiezer, maakt dit de weg vrij voor een stabiel minderheidskabinet, oftewel een 21 -eeuws zakenkabinet.
Dit moderne zakenkabinet geleidt door VVD met het CDA of D66 moet de Kamer weer voorzien van de broodnodige dualistische zuurstof. Met deze frisse wind, waarbij het kabinet actief op zoek moet naar meerderheden voor, doet meer recht aan de uitslag van de verkiezingen. Op deze manier kan de VVD (toch al 11 jaar de grootste partij van het land) zich ook blijvend profileren door haar klassiek liberale standpunten te verwezenlijken op het gebied van immigratie en duurzaamheid; wat de VVD niet gaat lukken in een strak regeerakkoord met linkse partijen. Overigens geldt deze profileringskans voor alle politieke partijen en dat vergt politici met lef. Politiek is niet voor bange mensen.
Een ander argument om te kiezen voor een modern zakenkabinet, zijn de grote vraagstukken zoals immigratie, woningmarkt, duurzaamheid, economie en ja, ook het coronavirus. Al deze vraagstukken verdienen het label ‘crisis’ te krijgen en vragen om een aanpak door deskundigen uit de samenleving. Daarom pleiten wij ook voor een andere samenstelling van het kabinet. Niet meer alleen maar beroepspolitici, niet meer trouwe Kamerleden die beloond moeten worden. Nee, maximaal 2 politici per partij in het kabinet; en op de vakdepartementen, deskundige bestuurders uit het veld. De huidige lijsttrekkers / fractievoorzitters / politiek leiders, blijven in de Tweede Kamer. Ook Rutte, ook Kaag. Om zo het parlement en haar controlerende rol te versterken, om zo de eigen partij profiel te geven.
Wellicht denkt u, ‘is dit niet iets te draconisch’? Nee, mits je het goed aanpakt met de nodige moed, verantwoordelijkheid, pragmatisme, lange termijnvisie en vooral relevante openheid. Kortom, stuk voor stuk eigenschappen die de politiek moet bezitten om met een modern kabinet de samenleving door al deze crisissen te loodsen. Juist nu, want de politiek is niet een ‘theatre of dreams’.
Reinier Geerligs
Jan Veerenhuis
Lid van Klassiek Liberaal binnen de VVD