Genderzorg voor minderjarigen vindt in Nederland plaats op basis van richtlijnen die internationaal grote navolging hebben gekregen onder de naam Dutch Protocol. Het behandeltraject voor genderdysforie omvat onder meer puberteitsblokkers (vanaf ongeveer 12 jaar), transhormoonbehandeling (vanaf 16 jaar) en chirurgische ingrepen (vanaf 17 jaar). De twijfel over dit protocol is internationaal recentelijk echter zo sterk gegroeid dat ook in Nederland een moratorium moet worden ingesteld op het uitvoeren daarvan.
In april verscheen in het Verenigd Koninkrijk het rapport van de commissie Cass over genderzorg voor kinderen. Met Brits gevoel voor understatement trok de commissie de conclusie dat de wetenschappelijke basis hiervoor wankel is. Objectief bewijs ontbreekt namelijk grotendeels, en van de wel beschikbare wetenschappelijke rapporten zijn de basisgegevens niet door derden te controleren. De ergernis van de commissie over de weigering van genderklinieken hun data beschikbaar te stellen is in hun rapport zelfs voor niet-Britten niet te missen. De reactie van Nederlandse genderklinieken die ooit het Dutch protocol hebben gemaakt stelt teleur. Ze keren zich niet direct tegen de uitkomsten van het rapport Cass, maar stellen dat ze de aanbevelingen uit dit rapport al lang toepassen. Dat is echter niet het geval. De deskundigen in de klinieken blijken zo overtuigd van de heilzaamheid van de behandelmethoden uit hun protocol, dat ze het onethisch zeggen te vinden deze aan een deel van hun patiënten te onthouden. Dat geeft weliswaar blijk van een diep gevoelde innerlijke overtuiging, maar niet van wetenschappelijke scepsis waar Cass toe oproept.
Het is zeker niet onethisch om sommige patiënten deze behandeling te onthouden, al vindt ook minister Dijkstra helaas van wel. In tegendeel: het is onethisch om patiënten een behandeling te geven waarvan de effecten nog niet goed kunnen worden ingeschat. We weten nog niet goed genoeg wie van de doelgroep na een aantal jaren over de genderdysforie heen groeit, welk effect de behandelingen precies hebben, welke rol de afzonderlijke elementen van de behandeling hebben, en welke verschillen zich kunnen voordoen tussen uiteenlopende subgroepen. We weten wel dat de oorzaak van de dysforie die sommigen uit de doelgroep ervaren achteraf los blijkt te staan van gender. Een groeiend aantal patiënten in Nederland en het buitenland getuigt ervan dat ze na een beperkt aantal gesprekken al het advies kregen voor een medisch behandeltraject. Maria (Maria Witlof op X) vertelde hoe ze zo een medisch traject in ging en ze zich pas later realiseerde dat haar dysforie vooral te maken had met haar adoptie uit Colombia. Grace Powell (geciteerd in een column van de New York Times) kreeg in haar behandeltraject geen enkele vraag over eventuele andere trauma’s. Daarom koos ze voor een ‘genderbevestigend’ traject, dat geen enkele van haar onderliggende klachten bleek te adresseren.
Soms ervaren kinderen en hun ouders grote druk van de behandelaars om in te stemmen met een medisch traject. Chloe Cole verklaarde bijvoorbeeld in een hoorzitting van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden hoe haar ouders ervan werden overtuigd in te stemmen met transitie. Ze werden voor de keuze gesteld of ze liever een dode dochter hadden of een levende zoon. Op dat moment had ze echter helemaal geen wens tot suïcide, maar had ze er wel moeite mee dat haar lichaam in de puberteit veranderde. Elk van deze vrouwen moest uiteindelijk alsnog op zoek naar andere manieren om hun klachten te adresseren. En door hun transitietraject kregen ze bovendien te kampen met ernstige nieuwe problemen. Maria krijgt nooit meer haar oorspronkelijke zangstem terug. En de operaties die Grace en Chloe hebben ondergaan zijn onomkeerbaar, zodat ze bijvoorbeeld nooit borstvoeding zullen kunnen geven.
Over de nadelen en risico’s van de behandelmethoden wordt steeds meer bekend. Zo wordt duidelijk dat puberteitsblokkers niet de onschuldige ‘pauzeknop’ zijn waar ze lange tijd voor werden gehouden. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat deze onder meer kunnen leiden tot onvruchtbaarheid, kanker, lagere botdichtheid, seksuele disfuncties en achterblijvende ontwikkeling van de hersenen. Om die reden zijn ze in Schotland onlangs verboden. In Nederland worden om minder redenen middelen voor gewasbescherming in de ban gedaan en wordt een verbod op rookworsten overwogen. In Londen werd vorig jaar de Tavistock kliniek gesloten, die grotendeels was gemodelleerd naar Nederlands voorbeeld. Redenen hiervoor waren onder meer het beoordelingsproces, het gebrek aan bewijs en het zorgmodel. Ieder van deze redenen is ook van toepassing op Nederlandse klinieken.
Het is onverantwoord deze signalen te negeren.
Daarom pleiten we voor een moratorium met onmiddellijke ingang op alle medische fysieke behandelingen uit het Dutch Protocol. Voorstanders van het protocol zullen ongetwijfeld inbrengen dat het de politiek niet past zich zo met medische zaken te bemoeien en op de stoel van de dokter te gaan zitten. Dat hebben ze in afgelopen debatten al in diverse bewoordingen gezegd. Maar daarbij vergeten ze dat het Dutch Protocol en de werking van de huidige genderklinieken juist onder enorme politieke druk tot stand zijn gekomen. Druk die zij en hun voorgangers zelf hebben gezet. Daarnaast is een uitgebreid onderzoek nodig naar de effecten van het Dutch Protocol. Dit kan uiteraard niet door de genderklinieken worden uitgevoerd. Voor hen staat de noodzaak van het Dutch Protocol immers al vast waardoor van hen onmogelijk een objectief oordeel kan worden verwacht. Beter is het daarvoor een multidisciplinair team in te stellen dat meer afstand heeft.
Het nu staken van fysieke medische behandelingen kan leiden tot leed bij de doelgroep van het Dutch Protocol dat daar hoge verwachtingen van kan hebben. Daar staat echter tegenover dat dit leed wellicht nog groter is wanneer het Dutch Protocol wel wordt toegepast. Uiteindelijk is de doelgroep het meest gebaat bij een stevige wetenschappelijke basis voor het objectief best mogelijke behandelingsprotocol. Des te meer reden er alles op in te zetten die wetenschappelijke basis zo snel mogelijk te verschaffen.
Bart Drenth (VVD-lid)